Interview met Fred Habraken, physician assistant
Mijn hart lig
t bij de zorg voor de patiënt
Een uitgebreid interview met physician assistant Fred Habraken
De geboren (Gestel) en getogen (Woensel) Eindhovenaar Fred Habraken (52) zet zich sinds 2006 dagelijks met hart en ziel in voor de primaire patiëntenzorg als phycisian assistant (PA) voor het Regionaal Reumacentrum van het Máxima Medisch Centrum in Eindhoven. Hij was één van de eerste PA’s in Nederland.
Dokter of meneer Habraken?
“Ik ben geen dokter, wel heb ik deels dezelfde werkzaamheden met de daarbij behorende bevoegdheden en bekwaamheden als een arts. Ik stel diagnoses, schrijf medicijnen voor, maak behandelplannen en lever primaire patiëntenzorg. Het verschil is onder andere dat ik geen studie geneeskunde heb gedaan en ik werk onder supervisie van de specialist. Het heeft te maken met de traditionele denkbeelden in de zorg. Nu zie je dat panelen gaan schuiven. Er ontstaan nieuwe functies om aan de toenemende zorgvraag te voldoen en daarbij dezelfde kwaliteit te kunnen bieden. De functie PA is overgewaaid uit Amerika. De wetgeving liep lang achter op de werkelijkheid. Tot 2011 bleven bepaalde medische handelingen voorbehouden aan artsen. Pas in 2015 zijn de laatste wettelijke obstakels voor taakherschikking weggenomen.”
Welke opleiding heeft u gedaan?
“Na het Van Maerlantlyceum ben ik fysiotherapie gaan studeren aan de Hogeschool West-Brabant in Breda. Na mijn afstuderen in 1987 kon ik meteen aan het werk als fysiotherapeut. Dat was bijzonder want de banen lagen niet voor het oprapen. Ik werkte deels in een particuliere praktijk en deels in het Máxima Medisch Centrum (MMC) op de afdeling fysiotherapie. Van daaruit werkte ik met verschillende patiëntengroepen. Ook met mensen met reuma. In die tijd werden reumapatiënten soms wel drie weken opgenomen in het ziekenhuis. Zij kregen intensieve therapie, hydrotherapie, behandelingen met ijs et cetera. Ik heb dit werk 16 jaar met veel plezier gedaan.”
Hoe werd u phycisian assistant?
“In 2003 greep ik de kans om de opleiding voor PA te volgen in Nijmegen, een masteropleiding van bijna 3 jaar. De toelatingseis was een afgeronde HBO opleiding in de zorg, minimaal 3 jaar praktijkervaring in de zorg en je had een medisch mentor nodig om jou in de praktijk op te leiden. Ik zat in de eerste lichting van 13 mensen die colleges volgden in Nijmegen. Dokter de Boer, orthopedisch chirurg, leidde me op in het MMC. Ik liep stages bij veel disciplines; een beetje vergelijkbaar met coschappen lopen. Alles was nieuw, het was pionieren. Tijdens mijn opleiding kwam het Regionaal Reumacentrum (RRC) in beeld. Sofie Benoy-De Keuster en Ciska Blokpoel waren in opleiding voor PA en ze zochten een derde PA. Ik stapte over van orthopedie naar reumatologie. Het grote voordeel is dat ik het bewegingsapparaat inmiddels breed in beeld heb. Ik vind het een uitdaging om mensen weer mobiel te krijgen. Ik ben een echte praktijkman en wilde graag met patiënten werken.”
Waarom werd de functie phycisian assistant in het leven geroepen?
“De zorgvraag neemt toe en daarmee ook de wachttijden in de zorg. De functie PA is allereerst tot stand gekomen als een bijdrage aan het opvangen van die toenemende zorgvraag, daarnaast om dezelfde hoge zorgkwaliteit doelmatig te blijven garanderen en daarbij reumatologen de ruimte te geven om aan innovatie te doen en hoog complexe zorg te kunnen blijven leveren. De PA neemt taken over van de reumatoloog maar de hoog complexe zorg blijft bij de specialist. Ik doe controleafspraken, spoedconsulten en ik zie nieuwe patiënten onder supervisie van de reumatologen. Iedere dag is één reumatoloog supervisor. Sinds half juli hebben we 5 reumatologen; Kamal El Mokayad is erbij gekomen.”
Wat zijn de voordelen voor de patiënt?
“Een PA heeft iets meer tijd dan de reumatoloog. Daardoor kunnen we beter verschillende meetinstrumenten inzetten, zoals de DAS 28 waarbij je het aantal ontstoken gewrichten telt en de pijnscore noteert. Of we nemen met de patiënt vragenlijsten door, zodat je een beter beeld krijgt van het ziektebeloop. Het voordeel voor de patiënt is het teamwerk, je kijkt met meerdere deskundigen naar één patiënt. Als spreekuurhouders kijk je bij elkaar in de keuken waardoor er meer uniformiteit in behandelen ontstaat. Daarbij evalueren de reumatologen en PA’s elkaars handelen en sturen dat bij als dat nodig is. Wekelijks hebben we patiëntenbesprekingen. Het RRC bestaat uit 5 reumatologen, 3 PA’s, 2 reumaconsulenten, het secretariaat en een managementteam.”
Wat kan de patiënt doen?
“Je stelt een diagnose aan de hand van het verhaal van de patiënt. Daarnaast verricht je lichamelijk onderzoek en als laatste maak je gebruik van aanvullend onderzoek zoals laboratoriumonderzoek, röntgenonderzoek, gewrichtspuncties en dergelijke. Soms krijg je informatie van andere specialisten. Maar het belangrijkste waarop je je diagnose baseert, is wat de patiënt je vertelt. Die heeft een actieve rol: hij/zij kan informatie aanleveren om te helpen de juiste diagnose te stellen. In overleg met de patiënt ga je vervolgens samen een behandelplan aan. Daarnaast helpt de patiënt door adviezen op te volgen van bijvoorbeeld de reumaconsulent, door het aanpassen van dagelijkse activiteiten of het nemen van gewricht beschermende maatregelen. Ten slotte is therapietrouw heel belangrijk: slikt de patiënt de voorgeschreven medicijnen?”
Werkt u mee aan wetenschappelijk onderzoek?
“Soms komen er vragen uit het werkveld. De tijd is daarbij vaak een beperkende factor. Soms vragen we of patiënten vrijblijvend mee willen werken aan een onderzoek. We hebben bijvoorbeeld meegewerkt aan een onderzoek naar het effect van het afbouwen van of het stoppen met biologicals. Op dit moment loopt er op initiatief van collega dokter Verheesen het project ‘Eet voor reuma’ van de stichting Voeding leeft, waarbij het effect op welbevinden wordt onderzocht door het volgen van een bepaald voedingsprogramma. Het RRC draait volop mee in nieuwe ontwikkelingen, zoals de echografie en de handenscan die eraan zit te komen. Uit onderzoek weten we dat het belangrijk is om snel te diagnosticeren en snel te behandelen (treat to target). Nederland loopt voorop mee in de ontwikkelingen; zodra er nieuwe ontwikkelingen zijn zoals nieuwe medicatie, komt het ook vaak beschikbaar voor Nederlandse reumapatiënten.”
Weten mensen nu beter wat reuma inhoudt?
“Patiënten kunnen zich nu beter informeren maar het probleem is dat men de informatie niet altijd kan plaatsen. Soms moet je dingen weerleggen, want dan is iemand door een krantenartikel of door informatie op internet op het verkeerde been gezet. Daarnaast hebben patiënten meer inzicht in de eigen gegevens; bloeduitslagen en brieven naar de huisarts zijn bijvoorbeeld vrij inzichtelijk voor patiënten. Na de diagnose reuma zie je toch nog vaak dat mensen een onterecht beeld hebben van reuma. Reumaconsulenten doen daarom veel aan voorlichting, zij geven informatie over maatschappelijke consequenties en organiseren bijeenkomsten. Na de diagnose reuma verandert het dagelijks leven. De impact van de ziekte op het leven is afhankelijk van het ziekteverloop. Tegenwoordig hebben we meer keuze in betere medicijnen waardoor we veel mensen beter kunnen helpen.”
Hoe is uw werk in 10 jaar veranderd?
“Naast de toename in behandelmogelijkheden heeft de digitalisering de nodige verandering gebracht. Daardoor hebben wij sneller inzicht in de gegevens van patiënten maar het kost meer tijd omdat je meer informatie moet verwerken. Zo heb ik op mijn computer allerlei gegevens openstaan: de voorgeschiedenis van de patiënt, medicatie, laboratoriumuitslagen maar bijvoorbeeld ook de gegevens van een andere specialist waar de patiënt onder behandeling is. Vroeger moest je wachten op de brief. Het is wel leesbaarder geworden, ik hoef geen doktershandschriften meer te ontcijferen. Er is veel meer mogelijk maar dat moet wel binnen dezelfde tijd: het consult van 15 minuten. Per dag zie ik soms 20 tot 25 patiënten op mijn spreekuur en dat bereid ik voor door hun gegevens van te voren globaal door te nemen, alvast te kijken naar bloeduitslagen, het soort medicatie et cetera. Daarna is er telefonisch spreekuur en komen de vragen van patiënten die de poli hebben gebeld. Ook dat vraagt de nodige aandacht. Ik probeer me aan de tijd te houden maar soms komen er zaken tussendoor zoals een gewrichtspunctie en vergt het consult iets meer tijd. Je hoopt dat mensen daar begrip voor hebben.”
Waar wordt u blij van?
“Ik vind het een uitdaging om erachter te komen: ‘Wat is hier aan de hand?’ om die puzzel te maken. Het stellen van de diagnose. En ik word blij van mensen bij wie ik de belastbaarheid zie toenemen, die herstellen van klachten door mijn interventie. Om de patiënt na de diagnose weer op de rit te krijgen. Gelukkig hebben we daar nu meer middelen voor. Ik kijk niet alleen naar de ziekte reuma, maar naar de hele patiënt, de psychosociale kant van reuma. Dan is er nog de communicatie over en weer met mijn collega’s, dat je kunt reflecteren op elkaars handelen vind ik heel inspirerend. Met elkaar als team, en daar hoort ook het secretariaat bij, werken we samen om de zorg te verbeteren. Met de reumavereniging hebben we goede contacten. We zitten jaarlijks om tafel waarbij we nieuwe ontwikkelingen doorspreken, zaken op elkaar afstemmen en uitdragen wat er onder de mensen leeft.”
Wat is uw levensmotto?
“Mijn levensmotto is: ‘Pluk de dag’. Hoewel je er niet altijd aan kunt ontkomen, probeer ik het liefst niet te ver vooruit te denken. Wat vandaag gebeurt, is het belangrijkst. Mijn gezin en het hebben van kinderen relativeert daarbij enorm. In mijn werk blijf ik die practicus wiens hoofddoel ‘de primaire patiëntenzorg’ is. Bij alle veranderingen moeten we ons blijven realiseren waarvoor we dit werk doen: de patiënt.”