Interview met dokter Westgeest, reumatoloog

 


0.6 Dokter Westgeest

Als reumatoloog moet je vooral goed luisteren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een uitgebreid interview met Dr. A.A.A. Westgeest

 

Dokter Westgeest verrast me door mij zijn stoel aan te bieden en zelf op de stoel voor de patiënt plaats te nemen. “Tja”, zegt hij, “anders voel ik me misschien te veel op mijn gemak.” Hij begint meteen het gesprek: “Een arts moet benaderbaar zijn. Mijn patiënten mogen me altijd bellen. Mijn assistente schat vervolgens de urgentie in en maakt een afspraak in de telefonische agenda. Dan bel ik de patiënt terug. Ik doe niet aan Facebook en Twitter maar als een patiënt steun en advies nodig heeft, ben ik er voor hem. Dit is algemeen beleid in ons Reumacentrum.”

 

Laten we beginnen bij het begin: waar bent u opgegroeid?

 

“Ik ben in 1954 geboren in Den Haag. Ik kom uit een groot gezin, mijn vader was melkboer, hij had een zuivelwinkel. Op mijn 18de ben ik in Leiden geneeskunde gaan studeren.”

 

Waarom koos u voor de specialisatie reumatologie?

 

“Tijdens mijn studie heb ik een half jaar laboratorium onderzoek gedaan in de Verenigde Staten. Dat was de eerste aanzet die mijn interesse aanwakkerde naar onderzoek. Daarna deed ik 3 jaar onderzoek in een laboratorium in Leiden. Door het laboratoriumwerk kwam ik in aanraking met de interne geneeskunde en vooral de immunologie, dat is de leer van het afweersysteem. Maar ik was ook geïnteresseerd in het werk van de huisarts; het langdurig begeleiden van mensen trok me. Voor mijn promotie onderzoek heb ik zes jaar laboratoriumonderzoek gedaan, 4 jaar in Amsterdam en 2 jaar in Nijmegen. Daarmee lag mijn weg in de richting van interne geneeskunde/reumatologie/chronische zorg open.”

 

Wanneer bent u met patiënten gaan werken?

 

“Na mijn promotie in 1988 was de vraag: ga ik verder in het onderzoek of ga ik met patiënten werken? In ieder geval wilde ik als reumatoloog patiëntenzorg gaan doen. En na mijn eerste patiënt wist ik: dit is het. Dit moet ik gaan doen. En dat na 6 jaar alleen maar wetenschap en laboratoriumwerk.

 

Ik ben bij Máxima Medisch Centrum begonnen op 1 april 1993, ik was toen 39 jaar. Best oud. Ik heb 9 jaar over mijn studie gedaan maar dat komt omdat ik er veel dingen naast deed; een half jaar in Amerika en 3 jaar in het lab gewerkt. Dat heeft me wel gevormd. Ik ben er sterker door geworden. Ik had ook veel interesses, zo heb ik ook colleges Chinese geschiedenis gevolgd.”

 

Hoe stelt u een diagnose?

 

“Er zijn verschillende redenen om naar ons Reumacentrum verwezen te worden. Veel patiënten komen in de eerste plaats met pijnklachten. Daarnaast ‘is er reuma in het bloed gevonden’ en als derde verwijsreden: ’er is artritis’, dat wil zeggen ontsteking. Eerst goed luisteren is het belangrijkste onderdeel bij het stellen van een diagnose. De patiënt geeft je zelf de belangrijkste gegevens. Dan stel ik aanvullende vragen waardoor ik al een aantal dingen kan uitsluiten. En als laatste kijk ik de patiënt helemaal na.

 

Soms zijn er dan nog maar een paar dingen over. Hoe meer ervaring je hebt, hoe beter je de diagnose kunt stellen. Dat is het leuke van het vak. Je wordt steeds beter. Op dat moment weet ik vaak voor 95% zeker wat het is. Als laatste volgt er aanvullend onderzoek; bloedonderzoek en soms foto’s. Soms vraag ik een collega mee te kijken. En dat is meteen de kracht van ons Reumacentrum: van elkaar en met elkaar leren. Je durft je toetsbaar op te stellen en je kunt de anderen ook toetsen. Het team behandelaars bestaat uit 4 reumatologen, 3 physician assistants en 2 reumaconsulentes.”

 

Wat is reuma?

 

“Reuma bestaat niet. Als we het Reumafonds volgen, is lage rugpijn, pijn in je schouder en pijn in je spieren ook reuma. Fybromyalgie is nog complexer. Dat gaat over pijn. Maar als je het hebt over reuma dan gaat het vaak om de vier meest voorkomende ontstekingsziekten: reumatoïde artritis, ziekte van Bechterew, artritis psoriatica en jicht. Voor de eerste drie bestaan geen ‘geneesmiddelen’, wel zijn er goede medicijnen. Een goede behandeling bestaat uit medicatie en begeleiding. Het omgaan met een chronische ziekte vereist aandacht en tijd. Het hele behandelteam heeft daar natuurlijk veel ervaring mee. Verder geven we adviezen, zoals: eet gezond, neem rust, leg er een ijszak op, ga naar fysiotherapie als dat nodig is of kijk eens naar hulpmiddelen.”

 

Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen in uw vakgebied?

 

“In 1988, aan het begin van mijn opleiding tot reumatoloog in Nijmegen, gaven we mensen met klachten eerst de meest milde medicijnen, als dat niet hielp gaven we iets sterkere medicijnen. Steeds een stapje verder. Ondertussen zag je vergroeiingen en kwamen er operaties en rolstoelen aan te pas voordat we de ‘gevaarlijkste’ medicatie gaven: cyclofosfamide. In de jaren negentig werd een ‘nieuw’ medicijn toegepast: methotrexaat. Het bestond al maar werd eigenlijk opnieuw ‘ontdekt’. Ik heb het begin ervan meegemaakt. Dat was een grote stap vooruit. Sinds het gebruik van die medicatie zien we geen rolstoelen meer in de wachtkamers.

 

De tweede stap was het denken over de behandeling. Nu zetten we meteen de sterkste medicatie in en bouwen dan zo mogelijk langzaam af. In het begin van de ziekte stevig behandelen levert later gezondheidswinst op. We begonnen ook beter te begrijpen hoe het immuunsysteem werkt. In het jaar 2000 kwamen de zogenaamde biologicals die speciaal zijn gemaakt om gewrichtsreuma aan te pakken. Twintig jaar geleden werden reumapatiënten met regelmaat opgenomen in het ziekenhuis. Nu eigenlijk nooit meer.

 

Nederlandse reumatologie staat hoog aangeschreven. Er is veel ontdekt en dat werkt door in de behandeling van patiënten. We zitten dicht bij het vuur en de nieuwe behandelingen kunnen vaak snel toegepast worden in Nederland. Wat we ook beter doen dan vroeger is het meten van ziekteactiviteit tijdens de behandeling. Zo kun je de effecten beter beoordelen en de medicatie aan het beloop van de ziekte aanpassen.”

 

Kan reuma ooit worden genezen?

 

“Deze vraag zou ik 20 jaar geleden met ‘nee’ hebben beantwoord. Maar de afgelopen 10 jaar zijn er grote stappen gezet. Er zijn nu veel meer medicijnen. De volgende stap is de keuze van het medicijn toespitsen op de patiënt. Reuma steeds vroeger herkennen. En het zou helemaal fantastisch zijn als we mensen preventief zouden kunnen behandelen. Dat je nu al kunt zien of iemand in de toekomst reuma krijgt en dat je dan ook nog een aanpak hebt die dat voorkomt.”

 

Wat kenmerkt, in uw ogen, de reumapatiënt?

 

Iedere patiënt zie ik op zijn of haar manier worstelen met die chronische ziekte. Ze worden door hun ziekte gevormd in de zin dat ze geduld kunnen opbrengen. Pijn is niet eens altijd het grootste probleem. Daar kunnen ze mee omgaan. ‘Ja dokter, die pijn dat weet ik wel, daar sta ik mee op en daar ga ik mee naar bed. Maar kunt u niet iets doen aan mijn opgezwollen handen zodat ik weer kan kaarten.’”

 

HemicsUit onderzoek van het Reumafonds onder 1.725 mensen blijkt dat 4 op de 10 reumapatiënten ooit een alternatieve behandeling heeft ondergaan; 54% daarvan geeft aan er veel baat bij te hebben. Hoe staat u tegenover alternatieve geneeswijzen?

 

“Het belangrijkste is dat wij, als team behandelaars, het er samen met de patiënt over kunnen hebben. Als iemand zijn medicatie er maar naast blijft gebruiken, hebben wij weinig voorbehoud. Als in de geneeskunde iets werkt, willen we weten waarom het werkt. Dat ontbreekt bijvoorbeeld bij voedingssupplementen, accupunctuur of homeopathie. Niemand zoekt bij een gebroken been of blinde darmontsteking naar alternatieve geneeswijzen. Sommige patiënten blijven zoeken. En die houd ik soms een spiegel voor. Ik had een patiënt die bij een ontstoken gewricht een kastanje in zijn broekzak deed. Ik vroeg hem waarom hij die dan niet altijd in zijn broekzak had. Hij zei: ‘Ja maar dokter, zo werkt het niet!’”

 

Op de website van het MMC zag ik dat u ook psychosociale zorg heeft als specialisatie. Hoe ziet die zorg eruit voor reumapatiënten?

 

“Een paar jaar geleden hadden we een dagbehandeling programma met uitgebreide voorlichting, fysiotherapie, psycholoog en ergotherapie. Een waardevol aandeel in de begeleiding van patiënten met reumatoïde artritis. Dat is wegbezuinigd. Bij ieder consult zit psychosociale zorg ingebakken. Je vraagt of het thuis of op het werk nog gaat. Bij problemen heb je ook aandacht voor de partner of het gezin. Patiënten vertrouwen op je vakkennis, je wordt daarnaast beoordeeld op de kwaliteit van het contact. Je krijgt waardering voor de dingen die je erom heen doet. Het Reumacentrum wordt beoordeeld op de inzet van alle medewerkers: de telefoniste, bejegening aan de balie en de aankleding van de wachtkamer.”

 

Wat kan de reumavereniging toevoegen?

 

“Lotgenotencontact. En samen met het Reumafonds, belangenbehartiging. De brede blik is ook belangrijk. Wij gaan eenmaal per jaar om tafel met de reumaverenigingen in deze regio. Wat niet meewerkt zijn twee zaken. Het gaat steeds beter met de patiënten, ze hebben de reumavereniging steeds minder nodig. Voorlichting en kennis weten mensen steeds beter zelf te verkrijgen. En het verenigingsleven staat in zijn algemeenheid onder druk. Dat geldt voor de buurtvereniging, de dorpsfanfare en natuurlijk ook voor de reumapatiëntenverenigingen.”

 

Wat inspireert u?

 

“Het contact met de patiënten en de ervaring dat ik voor mensen het verschil kan uitmaken. Soms komt een nieuwe patiënte met veel klachten van pijn en stijfheid binnen. Ik weet dan: Geduld, door onze behandeling staat zij er over een half jaar een stuk beter voor.”

 

Waar krijgt u energie van?

 

“Elke patiënt. Ik ga iedere dag fluitend naar mijn werk.”

 

Wat is uw levensmotto?

 

“Goed doen.”